De rond 1875 gebouwde boerderij is van het in de regio minder gangbare kop-romp-type met langsdeel. Het woonhuis heeft de stilistische kenmerken van de woonhuisarchitectuur voor welgestelden en staat min of meer los van het bedrijfsgedeelte linksachter, dat ook jonger is.
De boerderij stond vroeger op de gemeentegrens: het woonhuis hoorde officieel bij Opsterland, terwijl de schuur op Smallingerlands grondgebied stond. De gevels van de schuur dateren uit verschillende perioden en zijn opgetrokken in een ambachtelijk-traditionele bouwtrant. Opvallend zijn de ûlebuorden aan de voor- en achterzijde van de schuur. Het bord aan de voorzijde is voorzien van sierlijk gebogen roeden en zwanenhalzen, het bord aan de achterzijde is soberder en voorzien van rechte roeden. De firma Wouda had hier ooit een eierhandel. De kleine voortuin heeft een erfscheiding in de vorm van vier conische hardstenen stoeppalen.