Op 8 en 9 april vallen Duitse troepen Denemarken en Noorwegen binnen en op 10 mei Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Deze landen, behalve het zuidelijke deel van Frankrijk, komen feitelijk onder Duits bestuur.
In mei worden in Duitsland de eerste Joden naar het concentratiekamp Auschwitz getransporteerd.
Hitler start in juli een luchtoorlog tegen Engeland, maar ziet af van een invasie. Wel worden Engelse steden gebombardeerd, waarna de Engelsen beginnen met bombardementsvluchten op Duitsland.
Na vijf dagen strijd en een Duits bombardement op Rotterdam capituleert Nederland op 15 mei. Koningin Wilhelmina en de regering wijken uit naar Engeland. De gevolgen voor de samenleving lijken vooralsnog gering. Wel krijgen Joden beperkingen opgelegd en zijn steeds meer levensmiddelen alleen ‘op de bon’ verkrijgbaar. Het luisteren naar buitenlandse zenders wordt strafbaar. Met het verspreiden van illegale krantjes begint het georganiseerde verzet tegen de bezetter.
Op 11 mei trekken Duitse troepen door Smallingerland, op weg naar de Afsluitdijk. In het begin merken de inwoners nog weinig van de bezetter, die zich correct en vriendelijk gedraagt. Langzamerhand worden echter de duimschroeven steeds verder aangedraaid. In Drachten nemen enkele vooraanstaande burgers het initiatief tot het oprichten van een verzetsgroep.