Na de overgave in februari van een Duits leger in Stalingrad en een Duits en Italiaans leger in Noord-Afrika nemen de geallieerden het initiatief. In juli landen hun troepen op Sicilië waarna Italië de strijd staakt en dictator Mussolini wordt afgezet.
In Zuidoost-Azië verdrijven de Amerikanen de Japanners van diverse eilanden in de Grote Oceaan.
Uit Westerbork vertrekken wekelijks treinen met Joden, Sinti en Roma naar Auschwitz en Sobibór.
Een half miljoen voormalige militairen moet zich vanaf mei melden voor tewerkstelling in Duitsland, waarna overal stakingen uitbreken. De bezetter reageert met represailles.
Het aantal onderduikers neemt sterk toe, ze worden voorzien van valse persoonsbewijzen en bonkaarten.
Nederlanders krijgen van de bezetter te horen dat ze hun radio's moeten inleveren.
De Nederlandse Landwacht, bestaande uit NSB'ers, uitgerust met jachtgeweren, wordt gevreesd en gehaat vanwege hun jacht op verzetsstrijders en onderduikers.
In Smallingerland zijn enkele knokploegen actief. Zij worden van wapens voorzien door droppings vanuit vliegtuigen. In juli maakt een Duits jachtvliegtuig een noodlanding en beschadigt het Drachtster zwembad.
In november stort bij Opeinde een Amerikaanse bommenwerper neer. Zes bemanningsleden overleven de crash niet, twee van de vier overlevenden worden opgevangen door het verzet.